Geschiedenis Brandweer Zoertermeer Stationstraat 1959-1969

Omdat het spuithuis aan de Leidsewallen gesloopt moet worden in verband met uitbreiding van het postkantoor, wordt in 1959 de autospuit gestald in een schuur/loods op de hoek van de Stationstraat 84 en Karel Doormanlaan, tegenover de Pelgrimskerk.

De hooischuur wordt omgebouwd en voorzien van garagedeuren. In de schuur staan twee garages ter beschikking van de brandweer. Op de locatie kan ook gebruikt worden gemaakt van de kantine van de daar gevestigde gemeentewerken. Geoefend kan worden op het terrein voor de schuur. Ook de overgebleven handspuit wordt op deze locatie geplaatst.

Het Zoetermeerse korps bestaat nu uit circa 20 vrijwillige brandweerlieden, waarvan er echter slechts 10 actief in dienst zijn. De overigen zijn de 50+ reeds gepasseerd. Hoofd van de brandweer is het hoofd gemeentewerken. De vrijwilligers hebben een nogal vrijgevochten instelling. Ook zijn er weinig regels. Opkomst op alarm geschiedt nog door middel van vrije instroom en er wordt met een al dan niet met compleet bezette wagen uitgerukt. De brandweerlieden hebben hun kleding thuis waardoor zij zich soms ook rechtstreeks naar een brandadres begeven.

9 april 1960: brand in landbouwschuur, Zegwaartseweg 73 Zoetermeer

In 1960 stoot de politie de alarmeringstaak af en wordt de brandwekkercentrale verhuisd naar de rioolwaterzuivering aan de Rokkeveenseweg. Deze post is 24 uur per dag bezet. In twee dienstwoningen van de gemeente staat een centrale die om de beurt dienst doen. De brandweergarage is vanaf dat moment ook voorzien van telefoon.

In het begin van de jaren '60 eindigt het bestaan van de waterleidingbrandweer op de Voorweg.

Als aanvulling op de autospuit van 1949 krijgt Zoetermeer in 1961 een "nevelblus" tankautospuit. Het voertuig is een stuk lichter dan de autospuit en beschikt over een watertank en heeft hoge druk pomp.

De hoge druk blusmethode was enige jaren daarvoor ontwikkeld door o.a. de brandweer Den Haag. Door de hoge druk kan men beter tot het hart van de vuurhaard doordringen en is minder water nodig voor blussing en dus ook minder nevenschade. Ook met het oog op de vele boerderijen met minder bluswatervoorziening is dit gunstig. Tevens zorgt de hoge druk voor veel stoomvorming wat ook bijdrage aan snelle blussing.

Het Zoetermeerse korps beschikt al vanaf begin jaren '60 over persluchttoestellen, “afdankers” afkomstig van de Haagse brandweer. De perslucht maakte deel van de hoge druk blusmethode. Het eerste verzoek bij het college van B&W om persluchttoestellen dateert uit 1959. De eerste jaren worden ze niet veel gebruikt. In het begin is dit ook een specialistische functie. Na enige jaren behoort evenwel deze adembescherming tot de belangrijkste persoonlijke bescherming van een brandweerman.

Al vanaf de jaren 60 is er samenwerking tussen de korpsen Benthuizen en Moerkapelle. Deze samenwerking geschiet op vrijwillige basis.

Zoetermeer wordt groeikern (1962)
Het naoorlogse ruimteprobleem van het snel groeiende Den Haag leidt in 1962 tot aanwijzing van Zoetermeer als groeikern. Het dorp moet groeien naar een stad van 100.000 inwoners. Vanaf het begin is al duidelijk dat de nieuwe stad niet slechts een overloop voor Den Haag zou zijn, maar dat Zoetermeer zelfvoorzienend moet worden. In razend tempo verdwijnen de weilanden en akkers en verschijnen de huizen.

In de loop van de jaren ’60 ontstaat er een tendens tot professionalisering van de Brandweer. De treinramp bij Harmelen op 8 januari 1962 toont aan dat de Brandweer niet is voorbereid op een grootschalige inzet. Bij deze ramp vallen 91 doden en 54 zwaargewonden. De rampenbestrijdingsorganisatie is nog helemaal niet ingericht voor grootschalige incidenten in vredestijd. De BB-organisatie is vooral bedoeld voor oorlogsomstandigheden. De brandweer is een strikt lokale organisatie, met in elk dorp een eigen alarmnummer. De ambulance is meestal bij de plaatselijke garage ondergebracht en de medische kennis van het ambulancepersoneel reikt niet verder dan een EHBO opleiding.

Discussies over hoe de Brandweer georganiseerd zou moeten zijn, hebben tot gevolg dat er meer eenheid komt in het denken en handelen van de Brandweer. De opleidingen en examens worden eenduidiger georganiseerd. Zo komen er rijksbrandweerexamens. In 1962 start de voorloper van de officiersopleiding die later door de Nibra (Nederlands Instituut voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding) wordt georganiseerd.

In 1964 krijgt Zoetermeer haar eerste beroepsbrandweerman, de heer R. de Haas. De Haas is officier en tevens ondercommandant en houd zich met name bezig met brandpreventie.

In 1965 wordt een landelijk embleem geïntroduceerd voor de brandweer. Gelijktijdig wordt ook een nieuw uniform met bijbehorende rang onderscheidingen geïntroduceerd. In eerste instantie is het uniform alleen voor beroeps. Zoetermeer introduceert deze nieuwe elementen geleidelijk in het korps.

In 1966 wordt een tweede tankautopuit aangeschaft, de latere A2, ter vervanging van de autospuit uit 1949. De autospuit uit 1949 gaat naar de gemeentelijke rioolreiniging als noodpomp.

9 juli 1968: brand graanschuur Lammens, Dorpsstraat Zoetermeer

In 1968 krijgt de brandweercommandant Heemskerk een nieuwe baan en een tijdje later krijgt ook de ondercommandant De Haas een nieuwe baan. In hetzelfde jaar wordt bij de gemeenteraad geklaagd over gebrek aan materiaal en manschappen. Het dorp begint te veranderen in een stad. Er is dringend behoefte aan uitbreiding. De wensen worden gehonoreerd.

Op 1 januari 1969 wordt het commando overgedragen aan de heer ir. J.P. Cnossen, die tevens hoofd Gemeentewerken is.