Archeologie Reguliersdam

Aan de Reguliersdam in de Landscheiding stond geen klooster maar er was een overtoom om scheepjes over de dijk te trekken.

De Landscheidingsdijk vormde de grens tussen de waterschappen Rijnland, Schieland en Delfland. Vanwege zijn waterstaatkundige functie mocht de dijk niet worden onderbroken. Zelfs niet op plaatsen waar de dijk een weg of een sloot kruiste. Als de dijk zou worden doorgraven werd het gevaar van overstromingen immers vergroot. Op de plaats waar de Landscheiding de Delftsewallenwetering ontmoette, ontstond hierdoor een dam: de Reguliersdam. Deze ontleent zijn naam aan de Reguliere monnikenorde uit het klooster Engelendaal Leiderdorp, die de dam tot 1423 in eigendom had.

De Reguliersdam vormde uiteraard een grote hindernis voor de scheepvaart tussen Delft en Leiden. Al vanaf het eind van de vijftiende eeuw stond er daarom een installatie om schepen over de dam heen te takelen, een zogenaamde overtoom. Tussen 1637 en 1841 werd het onderhoud van de overtoom betaald door de stad Delft, die baat had bij een goede scheepvaartverbinding met het achterliggende land. Dit kon echter niet verhinderen dat de scheepvaart tussen Rotterdam en Amsterdam een omweg via Gouda verkoos. Archeologisch onderzoek wijst uit dat de dam vanaf de vijftiende eeuw bewoond is geweest.

Er stonden een boerderij en enkele arbeiderswoningen. Waarschijnlijk konden schippers hier iets drinken, want tijdens de opgraving zijn tientallen drinkglazen en bijna 1.500 pijpenkoppen gevonden. De damhouder en zijn familie noemden zich Rijlaarsdam. Het is aangetoond dat alle dragers van die naam afstammen van deze familie. De Reguliersdam maakte tot 1989 onderdeel uit van de Landscheiding. In dat jaar werd de meer dan zevenhonderd jaar oude dijk afgegraven voor de aanleg van de wijk Rokkeveen. De plaats van de dam is nu midden in het winkelcentrum.

Van de opgraving is uitgebreid verslag gedaan in Over de Reguliersdam (nog in voorraad).