Ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer Geologie

We beginnen ons verhaal over de ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer ongeveer 100.000 jaar geleden ten tijde van de laatste ijstijd. 

De laatste ijstijd
We beginnen ons verhaal over de ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer ongeveer 100.000 jaar geleden ten tijde van de laatste ijstijd. Het klimaat op aarde was in deze periode een stuk kouder dan nu. Een groot deel van het aardoppervlak was bedekt door een dikke laag ijs. Veel van het water van de oceanen was opgeslagen in deze op sommige plaatsen honderden meters dikke laag landijs. Daardoor was de zeespiegel veel lager dan tegenwoordig. De Noordzee lag volledig droog en het was dus mogelijk zonder natte voeten van het huidige vaste land van Europa naar Engeland te lopen.

Toendra-achtig landschap
Het gebied waar nu Nederland ligt was in die tijd een toendra-achtig landschap. Door een met lage vegetatie begroeide vlakte slingerden zich rivieren die het water van het landijs in het noorden en van de Alpen naar het Westen afvoerden. Door deze snelstromende en sterk meanderende rivieren werd een dik pakket grof zand en grind afgezet. Het is dit zand dat tegenwoordig goed van pas komt bij de nieuwbouw van huizen. Bijna alle huizen in Zoetermeer zijn door middel van heipalen op deze zandlagen, die zich 10 tot 20 meter onder het huidige grondoppervlak bevinden, gefundeerd. Daarnaast wordt het zand ook gewonnen in zandwinningsplassen als de Zoetermeerse plas (vaak ten onrechte Noord-Aa plas genoemd).

Tijdlijn Geologie 17519
Tijdlijn Geologie

Ondanks het koude klimaat waren er dieren die op de toendravlakte konden overleven en die in de permanent bevroren bodem hun voedsel vonden. Bewijs daarvoor zijn de botten van reeds lang uitgestorven grote zoogdieren, zoals de mammoet en de wolharige neushoorn, die regelmatig bij de zandwinning naar boven komen. Het zou kunnen dat er aan het eind van de laatste ijstijd ook al mensen woonden in dit gebied. Men kan hierbij denken aan groepen rondtrekkende jagers op groot wild. Sporen hiervan zijn echter nog nooit aangetroffen.

Vorming Noordzee
Ongeveer 10.000 jaar geleden liep de laatste ijstijd ten einde. Het klimaat werd zachter en het landijs begon te smelten waardoor de zeespiegel dramatisch steeg. De noordzee werd gevormd en de deze rukte op tot ongeveer de huidige kustlijn. Nadat het meeste landijs was gesmolten nam de zeespiegelstijging af. Door getijdenstromingen evenwijdig aan de kust ontstonden langgerekte zandbanken die langzaam naar het oosten opschoven. Door stormvloeden en aanstuiving werden deze zogenaamde strandwallen geleidelijk zo hoog dat ze een min of meer gesloten front gingen vormen: het oude duingebied.

Geologische overzichtskaart 17521
Bodemsoorten

Achter dit duingebied ontstond een uitgestrekte lagune, een binnenzee die vergelijkbaar is met het huidige waddengebied. Door zeearmen die het duingebied doorsneden trad de zee tweemaal daags de lagune binnen. Hierdoor werd langzamerhand een dik pakket kleideeltjes afgezet: de oude zeeklei. Het is deze klei die men tegenwoordig op de meeste plaatsen in Zoetermeer aan het oppervlak aantreft.

Veengebied 17523
De geologische situatie rondom Zoetermeer in de Romeinse tijd met in zwart de huidige kustlijn. Zoetermeer ligt middenin een (hoog)veenkussen.

Ongeveer vierduizend jaar geleden sloot de kustbarriëre zich en de nam invloed van de zee in de lagune langzaam af. Op de klei kon zich een vegetatie ontwikkelen; in eerste instantie voornamelijk riet. De zeespiegel buiten de duinen bleef echter stijgen en hierdoor steeg ook het (grond)waterniveau in de lagune. Plantenresten kwamen nadat ze waren afgestorven direct onder water te liggen, waardoor verrotting geen kans kreeg. Hierdoor werd een laag plantaardig materiaal afgezet, die elk jaar aangroeide. Deze aangroei ging nog door tot ongeveer het jaar 1000; in totaal werd er een laag van 4 tot 6 meter veen afgezet. Op deze wijze ontstond het Hollands veengebied: een moeras dat zich uitstrekte van het huidige Alkmaar tot Rotterdam en van Utrecht tot de duinen. Dit gebied was woest en ondoordringbaar. De menselijke aanwezigheid beperkte zich tot de geestgronden langs de kust en de hoger gelegen en dus droge gebieden langs de rivieren zoals de Oude Rijn bij Leiden en de Maas in het zuiden.