Stadsgeschiedenis 2. De meidagen van 1940

Gedigitaliseerde versie van de publicatie Over de oorlog gesproken (1990)

(Uit: Over de oorlog gesproken, uitgave 1990)


Consternatie

De mobilisatie bracht in het beeld van Zoetermeer een geweldige verandering. In oktober 1939 werd een detachement van de genie op het dorp gelegerd. Dit was een verlichtingsafdeling, niet met grote zoeklichten maar met lampen waarvoor de stroom werd opgewekt door apparaten, waar met de hand aan werd gedraaid. De militairen waren alle van de lichtingen na 1914-'18 en hadden allen moeten loten of ze in dienst moesten of niet. Deze afdeling genie werd gelegerd in de gymnastiekzaal van Pro Patria, gelegen achter het Spaarbankgebouw aan de Dorpsstraat, het huidige Trefpunt. De manschappen sliepen in de zaal, de onderofficieren in de kamers van het spaarbankgebouw. De officieren werden bij burgers ingekwartierd. De militaire keuken was in een oud schoolgebouw gelegen tegenover de spaarbank, nu Hayes meubels. Tot de genie behoorden ook wagens en paarden; de laatste werden gestald bij de heer A.G. Scheer naast de woning van de Hervormde predikant [Dorpsstraat 8]. Ook kwam op Zoetermeer nog een depot van zieke paarden.

Alle militairen behoorden tot het eerste legerkorps, dat achter de Hollandse Waterlinie lag [uitleg]. De genisten hadden een gemakkelijk leventje met weinig zware diensten en een enkele zware mars. Of ze ooit in die tijd met scherp geschoten hebben weet ik niet. Verlof krijgen was hun voornaamste zorg. Velen kregen contact met de burgers. Zelfs was ene klein militair tehuis opgericht in een gebouw van de vroegere naai- en breischool [...]. Voor ontwikkeling en ontspanning had de firma Brinkers aan de Vlamingstraat en zolder van een pakhuis ter beschikking gesteld, dat door een van de genisten met muurschilderingen was versierd. (J. van Doornen)

 ...Ik ging op 29 augustus 1939 met twee broers van mij vissen in de Weipoort. We beschikten in die tijd niet over een draagbare radio, zodat we bij thuiskomst pas vernamen dat de mobilisatie was afgeroepen. Dat gaf de nodige consternatie met vier broers direct onder de wapenen.

Broer Jaap had zich ooit opgegeven voor de Bijzondere Vrijwillige Landstorm voor de verdediging van het koningshuis. Hij moest een van de eerste dagen als gemeen soldaat naar het postkantoor en liep een luitenant tegen het lijf, die op luide toon de niet saluerende, nooit in dienst geweest zijnde Jaap vroeg; "zie je niets aan me ?",  waarop Jaap antwoordde: "ik kan je niet thuisbrengen". (P.G. Roos)

 Luchtbeschermingsdienst

Door de steeds slechter wordende internationale toestand, werden ook maatregelen genomen voor de bescherming van de burgerbevolking. In de zomer van 1939 werd ik door burgemeester Vernede aangezocht om hoofd te worden van de Luchtbeschermingsdienst (LBD). Deze dienst was opgedeeld in Bewaking, Redding, Transport, Verpleging en Opruiming. De namen spreken voor zichzelf.

Voor de Verpleegafdeling zijn vele jonge vrouwen tijdens de mobilisatie opgeleid voor hulpverpleegster onder leiding van de wijkzuster van het Groene Kruis, alom bekend als zuster Vermeulen. De Reddingsploegen kregen EHBO-lessen van de artsen Palte en Steur.

Een van de opdrachten van de LBD was de voorbereiding tot eventuele levering van ledikanten, lakens, slopen en dergelijke voor inrichting van een hospitaal in een school te Leidschendam. Deze artikelen werden voorgevorderd bij winkeliers en burgers om ze bij nood op te kunnen halen.

 De Luchtbeschermingsdienst had verschillende meldingsposten die nog telefoon mochten houden. De telefoon was toen nog niet automatisch: men moest eerst draaien om het postkantoor te krijgen en daar het nummer aanvragen. 's Avonds werden de meldingsposten daar aan elkaar verbonden, dus als ik draaide kreeg ik al die posten die zich daar meldden. Op een keer kwam ik met mijn vrouw op de fiets thuis en toen was er vlak bij ons huis, voor bakker Heemskerk op de hoek van de Vondelstraat, persoonsbewijzencontrole. In een auto zaten al enkele mensen die opgepakt waren. Toevallig hadden wij onze persoonsbewijzen niet bij ons maar aan een marechaussee, die bij de controlerende moffen stond, heb ik gewezen dat ik er vlakbij woonde en dat ik hoofd van de LBD was en altijd buiten mocht. Hij liet ons toen gaan om de persoonsbewijzen te halen. Direct daarop heb ik, het was na bezette tijd, de meldingsposten gedraaid en die mensen, allemaal betrouwbaren, verteld dat er controle was. Even daarna was er in het dorp geen kip meer op straat want zoiets werd meteen doorgegeven in de omgeving van die posten. (J. van Doornen)

 Toen was het menens

De tiende mei vielen de Duitsers Nederland binnen. En wij in Zoetermeer maar denken: "We zullen wel neutraal blijven net als in 1914-'18 en ... we zitten achter de Waterlinie". Maar de wacht in de toren  van de Oude Kerk rapporteerde overvliegende vliegtuigen, die boven Ypenburg parachutisten afwierpen. Toen de vliegtuigen ook nog schoten, begreep men dat het menens was.

Vanaf een uur of vier in de morgen was ik vervolgens in de weer met de LBD. Ik fietste in de Dorpsstraat, toen een boerenkar aankwam met daarop een man in uniform met een verbonden hoofd. Ik sprak de gewonde man aan en ... hij antwoordde in het Duits; wist ik wat een Duits luchtmachtuniform was. Boven de Voorweg was zijn vliegtuig door de luchtafweer geraakt, hij had met zijn parachute moeten springen en was gewond geraakt toen hij met zijn hoofd op een kippenhok terecht kwam. Hem vragend of hij nog een wapen had, antwoordde hij: "schon angegeben". Wat bleek later: de rijksveld­wachter Van Rij was er reeds op af gegaan en had hem zekerheidshalve maar vast zijn wapen afgenomen. Zo kon ik aan kapitein Van Loon van de genie de eerste Duitse krijgsgevange­ne overhandigen.

In de Katwijkse Buurt bij Pijnacker was nog een toestel naar beneden gekomen. Daar gingen de genisten op af en namen de inzittenden gevangen. Ondertussen probeerden transportvliegtuigen op de rijksweg te landen. Maar dat ging niet, omdat een aantal dagen eerder rioolbuizen overeind op de brede weg waren neergezet. Toch wisten een aantal vliegtuigen te landen, bijvoorbeeld in de weilanden. De militairen van de genie met enkel hun karabijnen van het model 1895 kwamen tegenover een tegenstander te staan met veel zwaardere wapens als mitrailleurs en mortieren. Met hulp van enkele huzaren-wielrijders - hoewel niet meer op paarden wel met sporen- wisten ze de circa 40 geïsoleerde Duitsers te overmeesteren. De buit uit de vliegtuigen was groot. Een soldaat wist zelfs een hem vreemde mitrailleur vuurklaar te maken. (J. van Doornen)

 ... Je ging naar de vliegtuigen staan kijken. Je was je nergens van bewust, dat het zo gevaarlijk was ... Wat uiteindelijk bakker Van Vliet en ik pas na de oorlog gehoord hebben: achter waar nu Van Onderen zit, toen het café van Toon van Fraassen was iets ingeslagen. Toon ging na die vijf dagen bierflesjes halen en ontdekte dat door het dak van het schuurtje en door de bierflesjes heen een granaat de grond was ingegaan. Die was niet ontploft. Ze hebben hem later onschadelijk gemaakt en in de oorlog stond die bij Toon van Fraassen op de bierpomp.

 D'r zijn nog eens vier soep komen eten bij ons in de keuken op Tweede Pinksterdag... Dat waren Nederlandse soldaten, die kwamen van Haarlem die kant uit; die kerels die zagen er uit, die hebben zich eerst gewassen en gedaan en toen hebben ze soep zitten eten en toen zijn ze weer weggegaan. Ik kan me nog herinneren, er kwam een ordonnans op de motorfiets en die zette die op het Dorp neer vlak naast me waar nou Kraal is. En hij staat eventjes tegen de muur aan en stond zo te slapen; vreselijk ... zo moe'. (J. Vollebregt en mevr. A. Vollebregt)

 ... Tijdens de oorlog in 1940 was ik gelegerd in Zoetermeer.

Ik had 10 artilleristen onder mijn bevel, die tot taak hadden zorg te dragen voor het vervoer der zoeklichten. In de morgen van 10 mei gelukte het ons al spoedig een Duits officier-vlieger, die met parachute naar beneden was gekomen en waarbij hij een been brak, gevangen te nemen. We hadden toen nog geen patronen.

We hadden geen leiding van officieren, het initiatief was geheel aan de onderofficieren. Met onze karabijnen alleen konden we weinig doen. De Duitsers schoten met mitrailleurs over het terrein, zodat we verschillende malen genoodzaakt waren terug te kruipen naar de dijk. (dpl. wachtmeester Van Spaendonck)

 ... We zagen die vliegtuigen naar beneden vallen - toen was het menens. Een aangeschoten Duitser kwam in het land terecht. We hadden de koeien vastgezet en toen zagen we 'm hangen: zo op de grond en z'n oog was bezeerd. Hij haalde verband uit z'n broek, of hem wilden verbinden? Het was eigenlijk een hele geschikte kerel. Er was er nog een, die was een eind verder op de Voorweg op het kippenhok terecht gekomen. Hij had allebei zijn benen gebroken maar zat met z'n revolver in z'n handen. Toen was er nog een soldaat die zei: "Had 'm met een blok de hersens ingeslagen!" Ik zeg: "Nou ho, het zijn ook mensen." (A. Groenewegen-Vollebregt)

 Noodhospitaal

Bij de gevechten vielen gewonden. Allereerst werden ze naar het Spaarbankgebouw overgebracht. Later die ochtend liet de burgemeester de LBD goederen vorderen en een noodhospitaal in de Christelijke School aan de Dorpsstraat inrichten. Daar was tenminste alles gelijkvloers. In een ommezien waren lokalen ontruimd en ledikanten opgezet. De opgeleide hulpverpleegsters onder leiding van zuster Vermeulen en mevrouw Brussee -die vroeger ook verpleegster was geweest- toverden in een ommezien de lokalen om tot ziekenzaaltjes. Al snel konden de gewonden naar dit noodhospitaal overgebracht worden. Dokter Palte verpleegde die hele lange dag de circa 20 mensen op de Hollandse en Duitse ziekenzaal. ‘s Avonds laat zouden dokter Palte en ik samen naar huis gaan, toen een gewonde soldaat werd binnengebracht met een militair voertuig. In deze wagen had die soldaat zijn geweer met opgezette bajonet in de cabine laten staan. Dat geweer was omgevallen en de bajonet had zo ongeveer zijn bovenlip door midden gesneden. Dokter Palte was doodop, maar die man moest geholpen worden en wat toen gebeurde vergeet ik nooit. Ik ben op en tafel gaan zitten met het hoofd van die soldaat tussen mijn knieën en de dokter heeft zonder verdoving de lip met een kromme naald dichtgenaaid. Een der zustertjes gaf hem daarna een kop koffie, die met moeite en een heel scheve mond werd opgeslurpt. Daarna kreeg hij een slaapplaats. Toen ik de volgende ochtend vroeg hoe het met hem ging, kreeg ik te horen dat hij 's morgens vroeg al gevlogen was. Hij wilde naar zijn onderdeel in Zeist om te helpen en was liftend vertrokken.

Die dag kwam ook een bericht uit Leidschendam, dat goederen nodig had voor het noodhospitaal daar. Na inzameling vetrok een bestelwagen met in de cabine veldwachter Van Rij met een geladen karabijn tussen de knieën. Achterin lagen ook blankhouten ledikanten, die de firma Kraal in korte tijd had gemaakt.

De vliegtuigen kwamen in golven met grote pauzes, want de Duitsers hadden geen vliegvelden kunne veroveren. In die perioden werd het nodige gedaan voor bescherming en verdediging. De Opruimploegen van de LBD barricadeerden de ramen van een lokaal van het noodhospitaal met zware balken en spoorbielzen, om een veilige behandelkamer te hebben. Hetzelfde werd gedaan met de ingang van het benedenkantoor van het huis op de hoek van de Delftsewallen en de Dorpsstraat, waarin het wachtlokaal van de torenwacht was ondergebracht. In het huis van de heer Scheer, dat uitkeek op de Dorpsstraat werd een mitrailleur opgesteld. Verder overal wachtposten uitgezet, want er liepen steeds meer geruchten over rondzwervende Duitsers afkomstig van neergeschoten vliegtuigen. Ook werden alle bekende NSB'ers opgepakt met hulp van militairen in de Stationsstraat.

 Het hospitaal is een paar weken in gebruik gebleven. Donderdag na de capitulatie kwamen de Duitsers Zoetermeer binnen met een grote colonne lichte pantservoertuigen en werden alle wapens en uitrusting van de Hollanders als krijgsbuit ingenomen. Maar de inboedel van het noodhospitaal bleef gespaard. Samen met de militaire arts verklaarde ik plechtig, dat dit een noodhospitaal was van de LBD, een burgerhospitaal dus.

 De gevangen genomen Duitsers werden per bus afgevoerd, ik meen op Eerste Pinksterdag. Voor het vertrek sprak ik met een van die jongens, die vroeg waar de Engelse soldaten nou zaten. Hen was gezegd, dat de Engelsen via ons land een aanval op Duitsland uitvoerden. Deze gevangenen zijn naar IJmuiden afgevoerd en schijnen nog naar Engeland te zijn verscheept. (J. van Doornen)

 Evacuees

De zaterdag voor Pinksteren (11 mei) kwam een trein met evacuees uit de omgeving van de Grebbelinie. De opvang was voorbereid door een speciale commissie, die de nodige lijsten met adressen hadden. Deze mensen waren veelal zeer ontdaan door hun plotselinge vertrek uit hun huizen en omgeving en de trein had -wonder boven wonder- de beschietingen uit de lucht doorstaan. De mensen werden opgevangen in een loods van Nutricia, die dicht bij het station stond. Daar vond de indeling plaats, maat dat vlotte niet erg: niet iedereen was ingesteld op onverwachte logees. Toch was iedereen in de loop van de avond ondergebracht. (J. van Doornen)

 ... Op 13 mei is (...) des avonds een trein met ongeveer 550 geëvacueerden aangekomen, behoorende tot de gemeenten Rhenen, Veenendaal en Wageningen, terwijl enkelen uit diverse plaatsen zich hierbij hadden aangesloten. (...) De verdere inkwartiering had een vlot verloop, zoodat ongeveer om 11 uur alle geevacuëerden bij de inwoners waren ondergebracht.(...) Op 14 mei hebben ongeveer 200 personen, meest mannen, het verzoek gedaan de gemeente te mogen verlaten, daar zij bij geruchte vernomen hadden, dat hun vrouwen of familie in Lekkerkerk en omstreken waren ondergebracht.(..) De commissie heeft op vrijdag 17 mei autobussen beschikbaar gesteld (...), zodat op de avond van dien dag geen enkele geëvacueerde zich meer in deze gemeente bevond. (burgemeester N. Vernède)

 Enorme brand

Onnodig te vertellen, dat van kerkgang met Pinksteren niets kwam. Tweede Pinksterdag was mijn vrouw jarig en ik heb haar 's morgens even gefeliciteerd en ben 's middags even op de thee geweest. De toen even aangekomen buren kon ik toen even op de hoogte brengen van de gebeurtenissen. Iedereen zat natuurlijk thuis.

Op de laatste dag van de vijfdaagse oorlog -14 mei- kwamen nogal wat troepentransporten door het dorp. Aan het eind van die dag kwam het verschrikkelijke bombardement van Rotterdam. We konden heel duidelijk de enorme brand zien. In de Rokkeveen kwamen zelfs half brandende en verschroeide papieren naar beneden. En dat op een afstand van 20 kilometer van de brandende stad. (J. van Doornen)

 

Meer interviews over de eerste oorlogsdagen, zie: De meidagen.