Stadsgeschiedenis 3. Duitsers in Zoetermeer

Gedigitaliseerde versie van de publicatie Over de oorlog gesproken (1990)

(Uit: Over de oorlog gesproken, uitgave 1990)


1500 Duitsers op 5500 zielen

Een paar dagen na de overgave kwamen de eerste Duitse troepen door het dorp heen, uit machtsvertoon, "met takkebosjes" ... Die hadden allemaal matjes bij zich, zulke houtjes -ca 40, 50 cm- om onder tanks neer te leggen of wagens overheen te laten  rijden ... het waren als het ware laddertjes, maar dan gewoon matjes voor als ze in de modder terecht kwamen'. (J.Vollebregt)

 …Niet lang werd Zoetermeer met rust gelaten. Af en toe kwamen er legerafdelingen doorrijden, maar het werd juli-augustus voordat een afdeling veldartillerie in Zoetermeer werd gelegerd. Zij waren nog voorzien van paarden, waarvoor houten stallen werden gebouwd aan de Vlamingstraat en daar waar nu de Bernhardstraat ligt. De militairen werden grotendeels bij burgers ingekwartierd.

 Tegen de verwachting in gedroegen de Duitsers zich in het begin van de bezetting heel tegemoetkomend. Dat was wel van invloed op de verhouding met de burgerij. Vaak zag men zondags de gastheren met de bij hen inwonende militairen een wandeling maken. De commandant van de bezetters in Zoetermeer was een echte Pruis en bovendien het type van de landjonker. Hij droeg een monocle en kreeg al gauw de bijnaam `de koplamp'. Toen in het verloop van de oorlog de kansen voor Duitsland gingen keren vanaf 1943 werden de bezetters pas echt lastig. Zoetermeer werd een garnizoen achter de kustverdediging en een depot voor militairen, die van het front kwamen en hier opnieuw werden uitgerust en ingedeeld. Na de Duitse nederlaag bij Stalingrad (november 1942-februari 1943) kwamen sommigen totaal uitgeput en berooid aan. We hebben ze gezien op een laars en een schoen en in plaats van een ransel droegen ze en bordpapieren doos die met touwen op de rug was gebonden. Soms moest zo'n groep na verloop van tijd toch weer naar het oostelijk front terug. De wagens werden dan wit gespoten. Er zijn maanden geweest dat Zoetermeer 1500 Duitsers herbergde en dat op een bevolking van 5500 zielen. (J. van Doornen)

 Het werk ging gewoon door

... In het voorhuis van de hoeve [Meerzicht] hebben Duitse soldaten ingekwartierd gezeten in 1940. Je had die bunker, daar in het land van Vis en daar zaten de hoge pieten in hun "Schreibstub". Bij ons vorderden ze een deel van het huis en ze hebben hier ook nog munitie opgeslagen. De soldaten hebben er niet lang ingezeten. Op de werf was 's morgens het appel en ze oefenden op het land. Dan kwam Hein wel eens aan met een paard en wagen met bieten of wat dan ook. Die reed gewoon door of er niets aan de hand was. Ze moesten maar opzij gaan, het werk ging gewoon door. (A. Groenewegen-Vollebregt)

 ... De Duitsers die ingekwartierd waren hadden natuurlijk gewoon menselijke gezichten en daar ging je dan ook gewoon mee om. Mijn slaapkamer lag aan de Dorpsstraat aan de voorkant en die was gevorderd. Ik moest verhuizen naar elders in het huis, de laatste twee weken van de oorlog was dat. Bij mij kwam een zekere Arthur, een aardige vent, die ook voor zijn nummer was opgekomen neem ik aan. Ik herinner me dat ie het zeil helemaal kapot had gekrast met zijn laarzen, want hij hing de hele dag met z'n kop uit het raam. Dat vond ie prachtig, als hij tenminste vrij was. Zijn bazen zaten namelijk aan de overkant. We gingen toch wel, ik wil niet zeggen vertrouwelijk, met zo iemand om. Ik kon het best met hem op een akkoordje gooien, want hij was heel goed in wiskunde. Hij maakte voor mij, als MULO-scholier, verschillende leuke wiskundesommen. (P. van Waay)

 ... In het begin was de verhouding tussen de Duitsers en de Zoetermeerders toch wel redelijk. Het waren je vijanden wel maar persoonlijk traden ze nogal correct op. Later kreeg je natuurlijk die afschuwelijke Jodenvervolging en al die andere dingen meer. Toen werd de verhouding natuurlijk stukken minder. (J. van der Spek)

 Vroedvrouw onder vuur

De geboorte van mijn zoon Ton was een hele gebeurtenis. Toen de tijd daarvoor was aangebroken ben ik zuster Nel van der Spek gaan waarschuwen. Hevig ontdaan kwam zij bij ons aan. Het was namelijk na bezette tijd [sperrtijd] en ze passeerde op haar fiets het hoekje van de Stationsstraat bij Rodenburg. Een Duitse schildwacht had haar aangeroepen maar ze fietste door en toen is er op haar geschoten. Gelukkig niet raak. Haar broer Jan had het schot gehoord en hij is op zijn sokken naar de Duitse wachtpost gegaan om uit te leggen dat het hier om een vroedvrouw (Hebamme) ging. De kogel ging door een raam van een zolderkamertje van de boerderij "Nabij", zoals we later hebben kunnen constateren. (J. van Doornen)

 Russen en fietsendieven

Het grote aantal Duitse militairen dat in Zoetermeer bleef, gedroeg zich behoorlijk, voor zover ze tot de Wehrmacht behoorden. In de Christelijke School aan de Dorpsstraat lag ook een afdeling aan het oostfront gevangen genomen Wit-Russen. Voor een groot deel waren deze afkomstig uit Azerbeidjan, dat zich lang tegen de communistische regering had verzet. Ze waren dan ook door de Russische legerleiding als eersten in de strijd geworpen. Na gevangenneming hadden ze van de Duitsers de keus gehad: verhongeren of dienst doen in de Duitse gelederen. Ze verrichtten eenvoudige werkzaamheden als het repareren van fietsen. Van deze lieden was geen kwaad te verwachten. Integendeel, door ondergrondse contacten kwam vast te staan dat ze onze strijdkrachten zouden helpen als het tot gevechten zou komen. Soortgelijke troepen lagen ook in Benthuizen, maar daar was ook een afdeling van de SS, die de hele omgeving onveilig maakte. Op hun strooptochten vorderden ze ieder rijwiel, dat nog enigszins berijdbaar was en ze verwierven zich daardoor de bijnaam `fietsendieven'. (J. van Doornen)

 ... Vijfentwintig gingen er zeker tegelijk naar het front (...) dan werden ze in het café vol gedouwd  met wodka of wat dan ook. Dan waren ze aan`t hossen en zo.(...) Het ging altijd zo stiekem hè, zondagnacht als alles sliep.(...) (A. Wieriks-Windhorst)

 …`De Duitsers kwamen nauwelijks bij Fraassen, in het begin van de oorlog wel vanwege het café. Ik ontmoette daar een Duitse slagersknecht of gezel; hij schelden op de oorlog. Hij ging twee, drie weken weg en er was geen goed woord met hem meer te praten: volgens hem gaven de vrouwen in Polen de paarden vergif in het water'. … Ik had een voorrecht. Ik heb tot het eind van de oorlog toe stroom gehad. Want bij Van Aalst, die had een grotere koelcel dan ik, daar werd eten bewaard voor de soldaten. En ik had een kleiner koelcelletje en daar werd voor de staf eten bewaard'. (J. Vollebregt)

 ... Hier was [aan het eind van de oorlog] alles tegen de Duitsers. Alles was een; communist, socialist, katholiek, gereformeerd, noem maar op. En na de oorlog, toen eenmaal de vrede er was; communisme, socialisme, hervormd, gereformeerd, katholiek, allemaal apart weer. (J. Vollebregt)

 Wat je klad deed, deed je op een lei en griffel

Op een gegeven moment kwam het bevel, dat alle scholen binnen drie dagen moesten worden ontruimd. Het onderwijs werd verplaatst naar vergaderruimten van de kerken, naar een garage en naar kantines van bedrijven. Vaak werd 's morgens aan de ene en 's middags aan de andere klas les gegeven. (J. van Doornen)

 ... Toen de oorlog begon zat ik in de eerste klas van de openbare school aan de Dorpsstraat, waar nu de muziekschool is. Op een gegeven moment werd de school gevorderd. Ik heb toen twee jaar lang naar Nutricia gelopen. Daar hebben we les gehad in het schaftlokaal. (...) De ene week hadden we les van half negen tot half een en de andere week van half een tot half vijf. Er zat ook een katholieke school in. Om de beurt kon je beschikken over die lokaliteit. (...) Ik herinner me dat het papier opraakte en de leien weer tevoorschijn kwamen. Alles wat je klad deed, deed je op een lei met griffel.

 Wat het hoger onderwijs aangaat geloof ik niet, dat er veel veranderde. Alleen in de wat hogere klassen werd de Duitse taal verplicht gesteld. Het hoofd van de school, meester Baylé, had daar een beetje moeite mee maar hij kon d’r toch niet onderuit. Hij heeft daar heel vernuftig wat op gevonden en ons een paar Duitse liedjes geleerd. Als er dan inspectie kwam, dan werden die Duitse liedjes gezongen. Dat vonden die Duitsers prachtig en dan werd er verder niet meer over grammatica of zo gepraat. We leerden er een paar, een wandelliedje en een Kerstliedje: “Heute wollen wir dat Ränzlein schnuren … denn wir fahren in die weite Welt en “Oh wir frölichsten Knaben bringen dir Weihnachtszeit…”. (H. Klos)