Interviews Jan de Groot

In gesprek met Jan de Groot, veearts in ruste (2001)

C.M.A.M. van Wijk-Moers en E.W. van den Burg

 De Interviewgroep had een gesprek met de heer J.J. de Groot, die tijdens zijn werkzame leven veearts is geweest. Dit was dé manier om ons over een aantal begrippen die minder bekend zijn uit de agrarische periode van Zoetermeer door een man van ervaring en van de wetenschap te laten informeren. Als we de lijn van veeartsen in Zoetermeer in de twintigste eeuw volgen, dan zien we eerst de heer Van Veen, opgevolgd door de heer Moerkercken van der Meulen, gevolgd door de heer Peters en eindigend in de Maatschap, waarin de heer De Groot een aanzienlijk deel van zijn loopbaan heeft gewerkt. Toen de heer De Groot zijn loopbaan beëindigde bestond deze Maatschap uit de heren De Grauw, Groenewegen, De Groot, Krijnen, Van der Linden en de assistent, de heer Spierenburg. Het is vanzelfsprekend dat de onderwerpen op het vakgebied niet heel diepgaand zijn besproken, maar wel zodanig dat wij als leken een aardig beeld hebben gekregen van bepaalde ziektes van grote dieren, het gebied waarop de heer De Groot zich heeft gespecialiseerd.

 Geboren in de Meerpolder

"Ik ben geboren op 24 september 1934 in de Meerpolder en kom uit een wat men noemt echt boerengezin. Het bedrijf omvatte ongeveer dertig hectare. Met vijf broers boven mij en twee onder me was de kans dat ik boer kon worden vrijwel uitgesloten. Die zeven broers zijn allen melkveehouder geworden, vijf in Canada en twee hebben het ouderlijk bedrijf gedeeld.

De Meerpolder was oorspronkelijk een meer, het Zoetermeer. Het is nooit ontveend en in de zeventiende eeuw is het leeggemalen. Het land dat beschikbaar kwam bestaat uit zavelgrond, dat betekent dat het een mengsel is van klei en zand".

 De opleiding

"Toen ik twaalf jaar oud was, moest ik kiezen welke richting ik uit zou gaan en ik koos voor diergeneeskunde, omdat het werk op het platteland me wel bekoorde. Na de MULO (A en B) in Pijnacker doorlopen te hebben ben ik naar de Hogere Landbouwschool in Roermond gegaan, een opleiding die twee en een half jaar duurde. Het diploma gaf toegang tot Wageningen en Utrecht en voor mij betekende dat, dat het Utrecht werd. Toen ik met mijn studie daar begon, had ik helemaal geen kennis van de oude talen, maar het Latijn heb ik tijdens de opleiding al doende geleerd. Tijdens de studies in Roermond en Utrecht heb ik de gezelligheid van het gezin in Zoetermeer nog wel eens gemist".

 Theorie en praktijk

"Als je afstudeert, heb je een hoofd vol met theorieën, maar je hebt te weinig vaardigheid en dat ervaren praktisch alle afgestudeerde dierenartsen. Dat is geen verwijt, maar dat komt voort uit de gang van zaken.

Ik kan mij de eerste keer dat ik een chirurgische ingreep heb moeten doen niet herinneren. Je hebt het tijdens de opleiding zo dikwijls zien gebeuren en als het zover is heb je er veel over nagedacht. Je moet natuurlijk niet gelijk met het moeilijke werk beginnen, dat kan niet, dat is te risicovol. Je moet zorgen dat je iedere keer weer een stapje verder komt. Met de studenten oefen je daar ook op, maar met de huidige grote aantallen studenten kunnen ze je niet met alle facetten ervaring laten opdoen. Je krijgt maar een zeer beperkte ervaring. Maar, zoals ik al zei, je moet proberen om je ervaring stapje voor stapje uit te bouwen.

Na mijn afstuderen ben ik gevraagd om in Utrecht te komen werken. Drie jaar heb ik op Heelkunde , op de Chirurgische afdeling gewerkt en daar heb ik wel de mogelijkheid gehad om veel ervaring op te doen in de heelkunde. Van die ervaring heb in mijn hele verdere loopbaan veel profijt gehad.

Aan de faculteit had je vier klinieken, Heelkunde, Interne Ziekten, Verloskunde en een Kliniek voor gezelschapsdieren. Zelf werkte ik op de operatieafdeling voor grote dieren, paarden, runderen, een enkel schaap en soms een varken. Dieren kwamen uit het hele land en de operaties konden betrekking hebben op een heel scala van indicaties, zoals bijvoorbeeld botbreuken, darmdraaiingen, koeien die 'scherp' in hadden en Verplaatsing van de lebmaag.

Dat laatste kwam in de intensieve melkhouderij dagelijks voor en dan moest er chirurgisch worden ingegrepen. Het ontstaat als volgt: de dieren krijgen een rantsoen met weinig ruwvezel om zoveel mogelijk melk te produceren met als gevolg een functiestoornis in de lebmaag. Deze gaat uitzetten en raakt van zijn plaats af.

Er is een techniek, ontwikkeld door mijn toenmalige baas, professor Numans, verbonden aan de faculteit voor Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht, die erop neerkomt dat de lebmaag aan de onderzijde van de buikwand wordt vastgenaaid. Dat is een techniek die de hele wereld is overgegaan. Deze operatie heb ik in Canada tientallen malen uitgevoerd en ook wel in Amerika. Toen ik al jaren terug was uit Canada ontving ik brieven van dierenartsen die dit zeer gewaardeerd hadden".

 Veearts of dierenarts?

Om daarover duidelijkheid te verkrijgen, stelden wij de vraag of en zo ja wat het verschil is tussen een veearts en een dierenarts.

"Door de toename aan kennis en de toename aan techniek is het niet meer mogelijk dat één persoon alles beheerst. Er is dus specialisatie op gang gekomen en die gaat steeds verder. Het einde wordt bepaald door de maatschappij. Hoeveel is men bereid in de dierenwereld te investeren? Dat is in de humane geneeskunde zo en dat geldt ook voor de diergeneeskunde. Als de mensen hogere eisen gaan stellen, zullen ze daarvoor moeten betalen. Globaal gesproken heb je drie categorieën. Je hebt dierenartsen die alleen maar gezelschapsdieren behandelen en die zijn dan in feite dierenarts. Dan spreek je over honden en katten en tegenwoordig ook over cavia's, het konijn, de parkiet enzovoort.

Dan heb je een groep die alleen maar grote huisdieren doet en in wezen de veeartsenijkunde beoefent, het vee dus. En dan het paard, ja, hoort het paard bij de dieren of bij het vee? Dat is niet helemaal duidelijk.

En tenslotte heb je de categorie die op het platteland beide behandelt.

In de stad is men alleen maar voor gezelschapsdieren en op het platteland zijn sommigen alleen maar voor het grootvee. Maar in de praktijk heet men tegenwoordig allemaal dierenarts".

 Ziektes en andere verschijnselen

Bij dieren komen vele ziektes voor. Het zou te ver voeren om ze hier allemaal te behandelen, maar we kiezen er enkele uit.

"Tuberculose was in de jaren dertig, maar ook in de oorlog een probleem. Toen wij na de oorlog aan het Amerikaanse bezettingsleger in Duitsland zuivel wilden leveren, eisten zij dat het afkomstig was van bedrijven die TBC-vrij waren. Toen is men op grote schaal begonnen met tuberculinatie, dat wil zeggen dat de dieren ieder jaar een prik in de huid kregen en daar kon men aan aflezen of ze al of niet besmet waren met TBC. De runder-TBC was besmettelijk voor andere dieren maar ook voor mensen. Vooral tijdens de oorlogsjaren zijn talloze mensen besmet geraakt, niet alleen degenen die in de koestal waren, maar ook consumenten via de melk.

In die tijd was er geen therapie voor en een mogelijkheid was het zogenaamde kuren. Men werd buiten gelegd in een tent om zoveel mogelijk frisse lucht te krijgen. Later, ongeveer vanaf de jaren vijftig, ging men antibiotica gebruiken die effectief voor de tuberculose waren.

In alle opzichten was het voor de veehouder van groot belang om zijn veestapel TBC-vrij te krijgen.

Mond- en klauwzeer was een virus, dat bij het rund, het schaap en het varken onder andere allemaal blaren in de mond veroorzaakte.

Dat waren ook hele epidemieën die wat de veehouderij betreft een hele regio konden verlammen. Niet alleen voor de dieren, maar ook voor de veehouder was het een complete ramp. Het betekende een economisch verlies maar als een boer zijn veestapel zag lijden, dat is psychisch een aantasting en dan moeten we nog niet praten over het melken van koeien met allemaal blaren op hun tepels! Het was natuurlijk afgrijselijk om zo'n ziekte mee te maken.

Vroeger bleef men de dieren houden, want men kreeg in die tijd nog geen uitkering. Er ging een aantal dieren dood en die erdoor kwamen kregen immuniteit. Dan was men een aantal jaren van die ziekte af, maar na drie, of misschien na zeven jaar kon men weer een besmetting krijgen. Als een bedrijf besmet was dan mochten er geen dieren meer van het bedrijf af en toegang was er alleen voor mensen die er noodzakelijk moesten komen.

Na de Tweede Wereldoorlog ging men over op een jaarlijkse inenting, eerst op vrijwillige basis en later werd het verplicht.

De Abortus Bang-bacterie is de veroorzaker van het verwerpen. Dat betekent dat de vrucht te vroeg geboren wordt, een spontane abortus. De bacterie is ontdekt door de heer Bang en die bacterie heeft in ieder geval in West-Europa eeuwenlang voor grote problemen gezorgd. Als iemand die bacterie in zijn stal had dan ging die de hele veestapel door. Na verloop van tijd kregen de dieren weerstand en dan was men er weer een tijdje van af. Dat verwerpen kon van vier tot zeven maanden gebeuren, zo ongeveer halverwege de dracht.

Nederland is officieel vrij van de ziekte, maar in mijn praktijk heb ik het een jaar of wat geleden nog een keer meegemaakt. Bij een bedrijf heb ik driemaal een totaal bloedonderzoek gedaan en bij de derde keer kwam een aantal dieren als verdacht te voorschijn met als gevolg dat die hele veestapel vernietigd moest worden.

Maandagochtendziekte, die in Zeeland Peeënberoerte wordt genoemd bij paarden, is een aantasting van de spieren. Paarden die een hele week voor de ploeg moesten lopen, hadden behoefte aan energierijk voer, zoals suikerbieten, maar als ze in het weekend rust hadden, moest de hoeveelheid energie worden teruggenomen. Gebeurde dat niet en men ging maandag werken met zo'n paard dan kreeg zo'n dier een enorme hoeveelheid suiker uit de lever en die werd dan verbrand tot melkzuur. Een dier dat veel werk moest verrichten, kreeg zoveel melkzuur dat de eiwitten van de spieren als het ware stolden. En dan kreeg je enorme beschadigingen en het was zeer pijnlijk, zodat de dieren eigenlijk niet konden lopen.

Het voorkómen is het belangrijkste, maar als het gebeurt geeft men pijnstillers en alkalische infusen om het melkzuur te neutraliseren. Vaak ben je dan echter helaas al te laat".

 Een wonderbaarlijke geneeswijze

Wij konden onze oren nauwelijks geloven toen wij over de volgende geneeswijze hoorden vertellen. Al eerder namen wij kennis van het begrip 'scherp in' en daarover gaat het nu. Eerst de vraag wat het betekent, 'scherp in' hebben?

"Ik heb zo'n driehonderd scherpkoeien geopereerd en het is heel interessant om te ontdekken wat er dan te voorschijn komt. Stopnaalden, spijkers, stukjes ijzerdraad enzovoort! Een paard kauwt, voelt een scherp voorwerp en gooit het uit de mond. Een koe herkauwt, dat wil zeggen, hij slikt eerst alles door en gaat later herkauwen. Het scherpe voorwerp komt in de netmaag en kan daar buikvliesontsteking veroorzaken. Vroeger werden de dieren op een conservatieve manier behandeld. Een koe werd apart gestald en vóór omhoog geplaatst. De druk op de netmaag waar het scherp zat, werd verminderd en er werd gelaxeerd. Nu zeggen we dat deze methode weinig effect heeft. In wezen is er voor een scherpkoe maar één therapie en dat is het verwijderen van het scherpe voorwerp en dat gebeurde zeer effectief door een operatie.

Tegenwoordig gebruiken we een magneet. Met een zogenaamde magneetschieter wordt een magneet in de koe gebracht. Een magneetschieter is een metalen huls die achter in de keel van de koe wordt gebracht, de magneet wordt uit de huls geschoten en de koe slikt hem door. Die magneet valt in de netmaag, waar het scherp zich bevindt.

Om de magneet zit een kooi van plastic met langwerpige uitsparingen en het scherpe voorwerp gaat dan in zo'n uitsparing liggen. De magneet blijft levenslang in de koe. In bijna alle gevallen werkt het effectief.

Glas en steentjes veroorzaken geen problemen, het zijn de metalen voorwerpen die dat doen".

 Keizersneden

Wij kennen het begrip keizersnede bij mensen en wilden graag weten of het ook bij koeien wordt toegepast en zo ja in welke mate de heer De Groot daarbij was betrokken.

"In mijn loopbaan heb ik wel duizenden keizersneden uitgevoerd. Omdat ik geen gezelschapsdieren deed, waren er in verhouding voor mij de meeste keizersneden.

Het werd vooral toegepast als het kalf te zwaar was voor het op natuurlijke wijze kalven".

 BSE (Bovine Spongiform Encephalopathy)

Niet vermoedend dat BSE in de pers, nadat ons interview plaatsvond, zoveel aandacht zou krijgen, hadden wij het onderwerp toch al op ons vragenlijstje.

"De gekkekoeienziekte is van de laatste jaren. Ze komt voor bij runderen en wordt veroorzaakt door prionen, kleine eiwitpartikeltjes. Het geeft ook, dat is vrijwel zeker aangetoond, hersenbeschadigingen bij mensen, de ziekte van Creutzfeld Jacob".

 Hebt u ook varkensverstand?

De heer De Groot had, toen hij ging samenwerken met de heer Groenewegen hier in Zoetermeer reeds een indrukwekkende staat van dienst, maar dat zal de boer waar het nu om gaat niet geweten hebben.

"Toen ik hier met de heer Groenewegen begon en ik nog niet was ingewerkt in de praktijk was het erg druk. Er moesten op korte termijn zo'n drieduizend koeien worden ingeënt tegen mond- en klauwzeer en daarom stelde hij voor dat ik met het inenten zou beginnen. Bij het eerste bedrijf waar ik kwam, moest ik tussen de veertig en vijftig koeien inenten. Toen ik daarmee klaar was, vroeg die boer: "Heeft u ook varkensverstand?"

Toen antwoordde ik: "Ja, ik heb wel eens vaker varkens gezien". Hij zei: "Mijn varkens zijn ziek, wilt u daar eens naar kijken?" Ik zal het nooit vergeten, het was 16 of 17 maart 1971. Ik heb die varkens bekeken en ik zei: "Ik denk dat u varkenspest hebt". Toen zei die man, hij schrok enorm: "U bent toch niet belazerd!" Ik zei: "Nou, voor zover ik weet niet". Hij zei: "Stuur Groenewegen maar eens". Groenewegen ging dezelfde dag naar die man toe, onderzocht de varkens en moest zeggen dat De Groot het bij het rechte eind had, het was varkenspest en een dag later waren alle varkens geruimd. Het was het eerste bezoek op de eerste dag van mijn werk in Zoetermeer. Later heb ik bij die boer nog regelmatig dieren geopereerd en dan kreeg ik te horen: "Hebt u nog varkensverstand?"

Alle interviews