Interviews Jan van der Slik

In gesprek met Jan van der Slik (2008)

M.C.J. Moers-de Vree en J.W. Dreise; bewerking: E.W. Van den Burg

 Inleiding

Wij zagen niet zo lang geleden een advertentie waar de naam Van der Slik aan verbonden was. De advertentie begon met: “Welkom bij Van der Slik, het adres voor personenvervoer, caravans, ambulancezorg en autosport”. Na enig speuren hebben wij ontdekt wie de feitelijke grondlegger is geweest, namelijk een geboren Zoetermeerder, J. H.(Jan) van der Slik. Hij heeft met ons, in alle bescheidenheid gesproken over de ontwikkeling van het bedrijf en hij heeft daarbij ook benadrukt dat hij een enorme steun heeft gehad aan zijn vrouw Jos, die helaas nu twee jaar geleden is overleden.

 Waar komen zij vandaan?

‘Mijn vader was Abraham (Bram) van der Slik en hij is geboren op 9 mei 1899 in Bleiswijk. Samen met twee broers heeft hij in Bleiswijk aan de Rotte een houtzagerij gehad. Hoe dat precies gegaan is weet ik niet, maar mijn vader is toen weggegaan bij zijn broers. Daarna is hij bij oom Willem Veldhuizen, de aannemer gaan werken en daar heeft hij mijn moeder, Elisabeth (Bets) Veldhuizen leren kennen. Vader is in de jaren dertig van de vorige eeuw timmerman geweest. Ik denk dat dit de reden is geweest dat ze in Zoetermeer zijn gaan wonen. Later is hij bij de P.T.T.-Telefoondienst gaan werken. In Delft heeft hij bij de Nederlandse Kabelfabriek een opleiding gekregen en daarna moest hij overal in het land werken aan nieuwe, geautomatiseerde telefooncentrales. Maar op 27 juli 1939, op de dag vóór mijn zesde verjaardag is hij bij een operatie overleden.’

 Moeder stond er alleen voor

‘Ineens stond mijn moeder er alleen voor om drie jonge kinderen op te voeden en groot te brengen. Mijn vader had bij de P.T.T. een weekloon, maar de pech was dat je een bepaald aantal dienstjaren moest hebben voordat je een vaste aanstelling kreeg met uitzicht op pensioen. Toen mijn vader stierf kwam hij één jaar te kort. Dat was hard. Toch zijn we de oorlogsjaren doorgekomen.

Er werd in die tijd meteen al besloten om bij mijn grootmoeder, Jannetje Huurman te gaan wonen. Er moest eerst verbouwd worden, want op de zolder lagen geen planken, de zolder gebruikten ze toen nog niet. Er werd gezaagd en getimmerd om een paar kamertjes te maken. In dat huis zijn wij ingetrokken en binnen een paar weken was dat gebeurd. Het was financieel nodig om bij mijn grootmoeder in te trekken en het was in die tijd niet ongebruikelijk.

Mijn grootvader, Helmert Veldhuizen, geboren in Kralingen op 17 september 1870 was seinhuiswachter en in 1898 werd hij overgeplaatst naar Zoetermeer/Zegwaart. Daar is hij getrouwd met Jannetje Huurman. Toen mijn grootvader op 31 mei 1938 is overleden kreeg zijn weduwe een pensioen van de Spoorwegen.’

 Jan heeft diep respect voor zijn moeder voor de wijze waarop zij haar kinderen heeft opgevoed en dat altijd met bescheiden middelen. Mevrouw Van der Slik-Veldhuizen is in het interview naar voren gekomen als een sterke en wijze vrouw, die in haar leven veel verdriet met zich mee heeft moeten dragen. Haar dochtertje stierf drie dagen na de geboorte, haar man overleed op veertigjarige leeftijd, haar zoontje verdronk toen hij veertien was en zoon Leo stief in 1995 op 65-jarige leeftijd. Zelf is zij overleden in 2002.

 De jonge jaren

‘Ik ben geboren op 28 juli 1933. Ik heb eerst op de kleuterschool in de oude Christelijke School gezeten, waar later onder andere Hayes in de Dorpsstraat gevestigd was. We hebben ook nog kleuterschool gehad in het oude verenigingsgebouw van de Hervormde Vrouwenvereniging, waar later het Arbeidsbureau was, tegenover Van Waaij. Juffrouw Bos was in die tijd hoofd. Ik weet nog goed, iedere maandag moest je een kwartje meebrengen en dat ging dan in een blikken sigarendoos. Dat schoolgeld van een kwartje was voor sommigen toch een heel bedrag. Ik denk dat er mensen waren die er moeite mee hadden om dat te betalen.

Van de lagere school herinner ik mij juffrouw Broers. Dat was een oude dame hoor, maar ze had de wind er onder met een klas van meer dan vijftig leerlingen! Het was blijkbaar toch wel een vruchtbaar jaar geweest. Met zoveel leerlingen pasten we niet meer in het schoolgebouw. Toen hebben ze er nog een houten gebouwtje tegenaan gebouwd om het passend te maken voor al die leerlingen. Dat heeft er jaren gestaan. Maar toen we naar de tweede klas gingen, kwam het probleem dat we niet meer in één klas pasten en daarom werd de klas gesplitst. Zodoende heb ik heel wat medeklasgenoten gehad. In de tweede zaten we met derdeklassers. In de derde met een groep uit de vierde enzovoort. In de oorlog, toen de Duitsers onze school gevorderd hadden, moesten we uitwijken naar andere geïmproviseerde gebouwen. Zo hebben we les gehad in een pakhuis van de firma Boon en we hebben zelfs nog gezeten in het koor van de Hervormde Kerk. In de winter was dat niet warm te stoken. We hadden in die tijd maar halve dagen school, want de beschikbare ruimte moest worden gedeeld met andere leerlingen.’

 Jan mag “doorleren”

De moeder van Jan hechtte er aan dat haar kinderen een vervolgopleiding zouden krijgen. En dat betekende voor Jan de mulo, te vergelijken met wat later mavo is geworden. We zijn er niet helemaal achter kunnen komen wat de ware reden is geweest, maar zeker is dat Jan het diploma niet heeft gehaald.

‘Ik weet niet of het mij aan zin ontbrak in de school. Ik heb mij laten testen. Ik wist het gewoon niet. Een kantoorbaan trok mij niet zo erg. Maar dat werd mij om allerlei redenen wel aangeraden, ook in verband met mijn gezondheid, zo sterk was ik niet. Maar een kantoorbaan leek mij niets. Achteraf heb ik wel betreurd, dat ik de mulo niet heb afgemaakt.’

Wel heeft Jan op de mulo contacten gelegd met een leerling van de andere sekse, Jos Heemskerk. Toen wij vroegen waar en wanneer hij zijn vrouw had leren kennen antwoordde hij: ‘Is er een leven geweest zonder Jos? Dat is al op de mulo begonnen, toen lieten wij al briefjes achter.’

 Aan het werk

‘Ik heb na de mulo nogal wat verschillende baantjes gehad. Eerst ben ik bij Jan Wooning gaan werken, die woonde in de Molenstraat tegenover ons. Hij was tuinder en handelde in allerlei dumpmaterialen en hout. Bij de firma Noordam ben ik als wagenjongen vakantiewerk gaan doen, het was allemaal van korte duur en toen ben ik bij Brinkers gaan werken als margarinebereider. Het was wel interessant, maar er was veel nachtwerk bij. Dat deed ik al vóór mijn achttiende jaar. Op een gegeven moment kreeg ik er toch een beetje genoeg van want ik wilde meer de technische kant op en ben ik gaan werken bij Janus Mostert. Die had een garagebedrijf in de Stationsstraat. Toen heb ik het monteursvak geleerd. Ik heb in die tijd ook schriftelijke cursussen gedaan voor tweede monteur. Dat was toentertijd al heel wat. Ik had eigenlijk al in militaire dienst gemoeten, maar door de Watersnoodramp van 1953 werd dat een paar maanden uitgesteld. In juni 1953 ben ik opgekomen. De eerste vier maanden was ik in Amsterdam bij de Intendance, voor de fouragering, eten en kleding. Later werd ik overgeplaatst naar Ermelo. Na mijn militaire diensttijd heb ik nog een poosje bij Van der Burg, de aanhangwagenfabriek in Pijnacker, gewerkt als automonteur. Maar het beviel mij niet, ik had daar weinig met motoren te maken.’

 Jan wordt ondernemer

We hebben gehoord dat Jan de mulo had opgegeven, een aantal baantjes heeft gehad die van korte duur waren. Wanneer zou het ondernemerschap in hem ontwaakt zijn? Misschien is dat wel gebeurd tijdens zijn militaire diensttijd. Hoewel de dienst zelf hem niet veel geleerd heeft voor zijn toekomst heeft Jan die tijd gebruikt om zijn middenstandsdiploma te halen.

 ‘Op 5 oktober 1955 kocht ik een taxi. Het was een Chevrolet uit 1949. Ik heb hem laten opknappen en ik ben daarmee gaan rijden, eerst als leswagen. Het was nog wel even lastig om een vergunning als taxibedrijf te krijgen. De twee bestaande taxibedrijven in Zoetermeer hadden bezwaar aangetekend. Het heeft de zaak wel vertraagd, maar ik heb de vergunning toch gekregen. Ik had de taxi inmiddels wel als lesauto gebruikt, want daar had je geen vergunning voor nodig. Ik heb hem ook wel verhuurd.’

Als eenmaal een eerste auto is gekocht lijkt het wel of het met een tweede en volgende gemakkelijker gaat.

‘Op een gegeven moment had ik twee lesauto’s en medewerkers die instructie gaven. In 1958 heb ik het huis in de Molenstraat gekocht en zijn Jos (Heemskerk) en ik getrouwd. Om de inkomsten te verhogen is een deel van het huis ingericht als sigaren -en snoepwinkel. De winkel werd helemaal gerund door Jos. Van de inkomsten uit de winkel konden we leven. Aan de Meidoornlaan was de huishoudschool en met dubbeltjes kwamen de leerlingen snoep kopen en voor de rest was het voor veel mensen in de buurt makkelijk om bij ons tabaksartikelen te kopen. Er werd in die tijd nog volop gerookt. Na een jaar of tien toen de zaken beter gingen is het winkeltje opgeheven.’

 De ontwikkelingen gaan nu snel

Het zou te ver voeren om in dit artikel alle ontwikkelingen op de voet te volgen en daarom gaan we maar met flinke passen door de geschiedenis.

In 1965 werd de eerste ambulance gekocht, ook weer een gebruikte. Zoetermeer zou stormachtig uitgroeien tot een stad. Dat betekende veel bouwen en in de bouw gebeuren heel wat kleine of grotere ongevallen die vaak in het ziekenhuis moeten worden opgevangen. Zo bleek al gauw dat één ambulance te weinig was en al spoedig waren het er drie. Dat bracht ook met zich mee dat er geschoold personeel moest worden gezocht, er moest een meldcentrale komen enzovoort. De eerste tijd werd voor het ambulancevervoer nog het pand in de Molenstraat gebruikt. In 1971 werd, samen met een zwager een garage betrokken in de Vlamingstraat en er werden inmiddels ook auto’s verkocht.

 ‘In de Vlamingstraat hadden we al een subdealer-schap van Vauxhall. Dat hebben we om kunnen zetten in British Leyland. Daarvoor ben ik nog in Amerika geweest. British Leyland had onder andere de Mini, een goede auto, de Maxi had je ook, die was helemaal goed. Later introduceerden ze de Allegro, was ook een goede auto met een goede prijs. Weer later de Princess, maar dat was een mislukking.’

 Jan toonde ons een uitnodiging uit 1980. Voorop prijkt zijn foto en het onderschrift luidt: “Wij nodigen u uit met ons nieuwste speelgoed te komen spelen.” Het bleek de uitnodiging te zijn om kennis te maken met de producten van Lancia en Saab, waarvoor zij inmiddels dealer waren geworden. In juni 1978 werd het pand in Meerzicht, Kerkenbos 9 betrokken. Weer later zijn ze vertrokken naar panden in Rokkeveen.

 Het gezin van Jan en Jos

Er werden vier kinderen geboren. In de juiste volgorde zijn dat Bram, Angela, Liesbeth en Isaäc. Bram en Isaäc werden voorbereid om te gaan functioneren in het inmiddels enorm gegroeide bedrijf. In 1993 was het zover dat Jan en Jos het bedrijf, bestaande uit verschillende takken officieel konden overdragen aan hun zoons. In het Streekblad van 17 november 1993, waarin er aandacht aan werd besteed, werd gesproken over een grote onderneming en een begrip in Zoetermeer. Er reden toen eenendertig taxi’s en vijf ambulances en er werkten in totaal tachtig mensen. Het vijftig jarige bestaan in 2005 heeft Jos nog mee mogen maken, maar op 18 februari 2006 kwam het einde voor haar. Het is al eerder aangehaald dat zij een grote bijdrage heeft geleverd in het welslagen van de onderneming. Zij had niet alleen zakelijk inzicht, maar zij voelde zich ook niet te goed om plaats te nemen achter het stuur van de taxi als dat even nodig was.

 Zegwaard of Zegwaart?

Tijdens het gesprek is het ons opgevallen, dat Jan er nogal aan hecht dat Zegwaard met een d. wordt geschreven. Een beetje wonderlijk, want toen Zoetermeer en Zegwaart op 1 mei 1935 tot één gemeente Zoetermeer werden samengevoegd tot Zoetermeer, was Jan nog niet eens twee jaar! Wij hoorden hem zeggen: ‘Maar zonder te verhuizen ben ik in Zoetermeer komen te wonen door de samenvoeging op 1 mei 1935. Als je nu een geboortebewijs aanvraagt krijg je er een waar Zegwaart met een t op staat. In het voorjaar moest ik mijn paspoort vernieuwen en toen maakte ik er een opmerking over tegen de ambtenaar. Zij kon alleen maar zeggen dat het haar instructies waren om Zegwaart met een t op het paspoort te zetten en daarmee moest ik het doen.’

 Aanvullende bronnen: Mevrouw M.I.C. van der Slik-Havenaar Het Streekblad van 17 november 1993

Alle interviews